De Stadsschouwburg in oorlogstijd

De Stadsschouwburg in oorlogstijd

Nieuws

De Stadsschouwburg is vandaag de dag een plek van ontmoeting, inspiratie en verbeelding. Een huis voor álle inwoners van Groningen – tenminste, dat is waar we naar streven. Maar dat is niet altijd zo geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de schouwburg geen vrije plek, en zeker geen plek voor iedereen. In het kader van 80 jaar vrijheid staan we stil bij deze beladen periode in onze geschiedenis – én bij de nieuwe start na de bevrijding.

De Kultuurkamer en de uitsluiting van Joodse artiesten
Al vroeg in de oorlog begon de invloed van de bezetter op het culturele leven zichtbaar te worden. Op 15 september 1941 werd een verordening uitgevaardigd die mensen van Joodse afkomst verbood om o.a. theaters te betreden. Joodse artiesten mochten niet meer optreden. Iedere kunstenaar moest bovendien verplicht lid worden van de Kultuurkamer, een door de nazi’s opgerichte instantie die grip kreeg op de kunst- en cultuursector. Voor toneelspelers gold dat ze zich vóór 19 februari 1942 moesten aanmelden. Hier kwam verzet tegen: een manifest tegen de Kultuurkamer werd ondertekend door 1902 mensen. Toch meldden zich uiteindelijk voldoende spelers aan om het aanbod in stand te houden en er werden zelfs twee nationaalsocialistische toneelgezelschappen opgericht. De invloed van het regime op de programmering was daarmee een feit.

Groningen in de greep van de NSB
In het voorjaar van 1943 kreeg Groningen een NSB-burgemeester: P.F. Tammens. De gevolgen voor de Stadsschouwburg lieten niet lang op zich wachten. NSB-wethouder H.J. Diephuis nam namens de gemeenteraad zitting in het bestuur, en even later voegden partijgenoten Ger Griever en Thijmen E. Sterenberg zich bij hem. Toen verschillende bestuursleden opstapten, werd het bestuur volledig ‘gezuiverd’. Sterenberg kreeg een vaste aanstelling en werd benoemd tot ‘leider van de Stadsschouwburg’. Het aantal voorstellingen liep terug en het publiek bleef steeds vaker weg.

Lege stoelen en koude zalen
Uit notulen uit de oorlogsjaren blijkt hoe moeizaam het schouwburgleven verliep. Er waren verschillende redenen voor het teruglopende publiek. De bewegingsvrijheid van burgers werd ingeperkt door uitgaansverboden, zeker na acties van het gewapend verzet. Brandstoftekorten zorgden ervoor dat het gebouw in de winter nauwelijks verwarmd kon worden. Maar nog belangrijker: veel voorstellingen waren zo sterk verbonden met de bezetter en de propaganda, dat een bezoek als moreel belastend werd gezien. De schouwburg, ooit een plek voor verbinding en verbeelding, raakte steeds verder verwijderd van het publiek.

Nieuwe start na de bevrijding
Op donderdag 31 mei 1945 heropende de Stadsschouwburg met een avond van gemeenschappelijke zang, onder leiding van prof. dr. G. van der Leeuw en met medewerking van The Band of the Canadian Infantry Corps. Op 19 juni was er een cabaretavond, en een paar dagen later, op 21 juni, stond er iets heel bijzonders op het programma. De jonge acteur Ton Lutz, die tijdens de oorlog ondergedoken had gezeten, bracht illegale poëzie, met Ina Kranenborg aan de piano. Een nieuw tijdperk was aangebroken.

Een schouwburg voor iedereen – nu en in de toekomst
Tachtig jaar later is het belangrijk om te blijven herdenken en onze vrijheid te koesteren. De Stadsschouwburg wil een plek zijn voor iedereen. Een plek waar ruimte is voor verschillende perspectieven, voor ontmoeting, verwondering en reflectie. We beseffen en betreuren dat die openheid er niet altijd is geweest. Maar juist door het verleden te herdenken, bouwen we aan een toekomst waarin iedereen zich welkom voelt – op het podium, in de zaal en daarbuiten.

Kaart Stadsschouwburg Groninger Archieven

Bronnen:
– Bart Tammeling (redactie): Bij open doek; 100 jaar Stasschouwburg Groningen 1883-1983, uitgave Vereniging Vrienden van de Stadsschouwburg, 1984
– Beno Hofman: Eeuwenlange podiumkunsten en 125 jaar Groninger Stadsschouwburg, 2008

Beelden:
– Stadsschouwburg, collectie Groninger Archieven
– De Stadsschouwburg in oorlogstijd, fotograaf onbekend