Interview Lucas & Arthur Jussen

Interview Lucas & Arthur Jussen

Nieuws

“It’s like driving a pair of BMW’s”, constateerde de Deense dirigent Michael Schønwandt nadat hij op de bok had gestaan tijdens een concert met Lucas en Arthur Jussen. Of er nu werk van eeuwenoude genieën of moderne Hollandse meesters, Russisch repertoire of hedendaagse muziek op de lessenaars staat: elke noot die uit de vingers van de pianobroers komt, verandert in goud.

Lucas en Arthur zijn net gearriveerd in het Duitse Heilbronn, waar ze ’s avonds een concert geven. En omdat ze, zoals Lucas het verwoordt, lekker konden doorrijden, vindt het telefonische interview niet plaats op de linkerrijstrook van de Autobahn, maar in de lobby van het hotel. Arthur checkt in, Lucas doet het verhaal, om te beginnen over het programma dat ze spelen. De laatste keer dat ze in De Oosterpoort te gast waren, in januari 2020, begonnen ze met Mozart en eindigden ze met Rachmaninov. Dat is ook nu het geval. Is Mozart het perfecte ‘eerste-bal-contact’? “Je hebt inderdaad stukken die lekker zijn om mee te beginnen en werken die juist heel goed zijn om een concert mee af te sluiten. Met Mozart zit je direct goed in de wedstrijd. Zijn muziek heeft een jeugdige energie, het is niet te zwaar, maar ook niet te licht. Mozart zet je smaakpapillen als het ware op scherp voor wat nog komen gaat. Dat heeft overigens niets met de moeilijkheidsgraad te maken. In de muziek van Mozart zit heel veel diepte. Het is heel transparant, wat maakt dat het allemaal ook heel precies komt. De Suite nr. 2 van Rachmaninov is zwaarder en veel minder doorzichtig. Als je daarmee opent, duik je wel heel erg snel de diepte in. Daar zit ook een fysiek aspect aan. De druk die bij Rachmaninov op je vingers komt te staan is groot. Die intensiteit is, ook al ben je opgewarmd, niet fijn om mee te beginnen. Aan het slot heb je de kracht die het stuk vraagt en dan is het natuurlijk een geweldige uitsmijter.”

Van Rachmaninov is bekend dat hij buitensporig grote handen had. Is dat wat zijn muziek technisch zo moeilijk maakt?
“Je voelt al snel aan of een componist ook een virtuoos pianist was en hoe groot zijn handen waren. Neem Chopin, dat was een geweldige pianist, maar hij had vrij kleine handen. Zijn muziek is geweldig, maar ook heel efficiënt geschreven. Rachmaninov daarentegen had kolenschoppen van handen. In zijn composities maakte hij gebruik van zijn enorme reikwijdte. Er zitten akkoorden in waarbij je soms zes noten met één hand moet pakken. Dan moet je dus met één vinger twee toetsen tegelijk spelen. Onze handen zijn gemiddeld van formaat. In principe kunnen we alles pakken, maar bij sommige passages moeten we echt tot het uiterste gaan om de volheid tot zijn recht te laten komen. Tegelijk is het zo dat als je bij Rachmaninov een noot mist, de structuur nog steeds staat als een huis. Bij Mozart zou dat door de helderheid in zijn muziek direct opvallen. Maar voor ik mensen op verkeerde ideeën breng: ook bij Rachmaninov gaan wij voor alle noten hoor haha…”

Hoe houden jullie je vingers lenig en soepel?
“Op de lange termijn is het vooral een kwestie van spelen, spelen en nog eens spelen. Drie, vier, vijf uur per dag. Wij gaan één keer per jaar met onze ouders op wintersport. Dan zitten we dus een week niet achter de piano en dat merk je direct. Je voelt een bepaalde stijfheid, je bent net iets minder snel. Op korte termijn is het vooral zorgen dat je vingers warm en soepel zijn voor je het podium opgaat.”

Zijn er in dat opzicht dingen die je als concertpianist vermijdt?
“Je zult ons niet snel zien skateboarden of schaatsen. Wat best lastig is als er een weekje schaatsgekte losbarst. Dan kriebelt het bij ons ook wel. Maar je weet ook dat áls je onderuit gaat, je polsen er vaak als eerst aan gaan. Schaatsen doen we dus niet, maar verder proberen we gewoon te leven. Buitenlandse pianisten verklaren ons soms voor gek omdat we fietsen, maar als je zoals wij in Amsterdam woont, is alles met de auto doen geen optie. Je kunt ook niet ieder risico uit de weg gaan, dan heb je geen leven meer.”

Terug naar het programma. Jullie spelen ook een stuk van de Duitse componist, dirigent en klarinettist Jörg Widmann, een naam die steeds vaker opduikt. Wat verklaart zijn populariteit?
”Widmann is een van de belangrijkste en meest uitgevoerde componisten van deze tijd. Ik vind hem echt geniaal. Na de doorbraak van avant-gardist Karl Heinz Stockhausen in de jaren vijftig en zestig is er lang heel abstract geschreven. Sommige muziek is zo complex dat het ook voor professionele muzikanten lastig is om de structuur te voelen. Bij Widmann daarentegen hoor je zoveel schoonheid. Hij heeft revolutionaire ideeën, maar laat zich ook inspireren door de klassieken. Dan heb ik het niet alleen over grootheden als Beethoven, Mozart, Schumann en Brahms, maar ook over typische Beierse volksmuziek en Italiaanse liedjes. Tegelijk is wat hij doet heel erg vernieuwend. Tijdens het concert in De Oosterpoort spelen we een stuk dat Widmann speciaal voor ons schreef: Bunte Blätter, geïnspireerd op de gelijknamige pianoreeks van Schumann. In het eerste deel denk je ook echt dat het Schumann is, maar daarna slaat hij met een heerlijk soort gekheid een totaal andere kant op. We hebben het nog niet zo heel vaak gespeeld, dus ik ben benieuwd hoe het publiek erop reageert.”

De brochure van de NTR ZaterdagMatinee noemde Widmann ‘de Mozart van nu’.
“Daar kan ik wel in meegaan. Niet zo zeer qua stijl van componeren, dat is echt heel anders, maar wel als je het hebt over genialiteit, veelzijdigheid en werkethos. Net als Mozart is Widmann continu met muziek bezig, als klarinettist, dirigent of componist.”

Jullie staan al van jongs af in de schijnwerpers, jullie spelen wereldwijd in de grootste concertzalen en zetten overal een topprestatie neer. Hoe gaan jullie met die druk om?
“Het begint allemaal met een zeer gedegen voorbereiding, daar zijn wij supergedisciplineerd in. Als je voorbereiding 100% is, presteer je tijdens een concert altijd minimaal 90%. Die laatste paar procent hangt af van zaken die je vaak niet in de hand hebt: de sfeer in de zaal, hoe je jezelf voelt. Het is net als met een strafschop bij het voetbal: je kunt op de training de bal honderd keer in de linkerbovenhoek schieten, maar tijdens een wedstrijd heb je met factoren te maken die je niet kunt trainen. Een mens is geen machine, maar als je voorbereiding optimaal is, put je daar op het moment dat het moet gebeuren ook vertrouwen uit.”