Interview schrijver Jibbe Willems

Interview schrijver Jibbe Willems

Blog

Door Yvon van Apeldoorn

Ik hou van versprekingen, van gekke woorden, van taal die afbrokkelt


Theatergroep Kwatta trekt met de swingende familiekomedie De Familie van Nielie in Alle Staten langs de Nederlandse theaters. Dit derde deel van het theatrale vierluik over de avonturen van een samengesteld gezin – dat ditmaal naar Amerika gaat – is geschreven door Jibbe Willems, een van de succesvolste Nederlandse toneelschrijvers van dit moment.

Heb je de voorstelling zelf al gezien?
“Jazeker, ik was bij de première. Het is echt een supervoorstelling! Ik ben nooit bij het repetitieproces aanwezig, dus dat is in feite altijd afwachten. Aan het begin praat ik natuurlijk met de regisseur en de dramaturg en schaven we samen nog wat aan de tekst, maar na de eerste lezing zit mijn werk erop. Ik zie het pas als het af is.”

Ieder deel wordt door iemand anders geschreven. De eerste twee ‘afleveringen’ zijn geschreven door Josee Hussaarts en Simon van der Geest, deze is van jouw hand. Hoe werkt dat precies, zo’n estafette? In hoeverre hou je rekening met het voorgaande?
“Je wilt natuurlijk enigszins in dezelfde sfeer blijven, maar ook je eigen stempel erop drukken. Dus dat is een soort dunne lijn waarop je wandelt. Maar het verhaal hoeft niet echt voort te borduren op het vorige. Liever niet zelfs, want de voorstelling moet op zichzelf kunnen staan, met een eigen verhaallijn en eigen grappen en problemen. Je moet natuurlijk wel een beetje opletten, er mogen geen gekke stijlbreuken zijn; iemand kan bijvoorbeeld niet ineens een andere carrière hebben. Maar de continuïteit wordt ook al gewaarborgd door de stijl en de vormgeving en het basisgegeven: dit specifieke gezin met de onderliggende verhoudingen en relaties.”

Je hebt al eerder een jeugdproductie gemaakt met Theater Kwatta: Jabber, waarvoor je de Gouden Krekel hebt gewonnen.
“Klopt, Jabber is een jeugdopera met een libretto in een niet-bestaande fantasietaal, die gek genoeg toch prima te verstaan is. Het was wel heel gaaf, en ook best bizar, om een prijs te winnen voor de beste theatertekst met een tekst in een zelfbedachte taal.”

Taal is zeg maar wel echt jouw ding, hè?
“Taal is alles; mijn materiaal, mijn wapen, mijn schild. Alstoneelschrijver ben je maar een onderdeel van een voorstelling,uiteindelijk komt er van alles bij: regie, acteurs, vormgeving. Maar als ik begin met schrijven dan is dat er allemaal nog niet.Het enige wat ik dan tot mijn beschikking heb zijn de woorden. Daarmee probeer ik werelden te creëren en mensen en situaties en conflicten. Taal is zo rijk, je kunt er zoveel mee doen. Ik geloof niet zo in realisme in taal, dat het belangrijk is om precies te schrijven hoe mensen praten – als dat al mogelijk is. Ik hou er juist van om daarbuiten te gaan zitten, om gekke woorden te verzinnen of om de taal grappig te maken of te ‘verminken’. Ik hou van versprekingen, van zinnen die niet perfect zijn, van taal die afbrokkelt. De teksten die ik schrijf zijn in feite altijd een taalexperiment.”

Wilde je altijd al schrijver worden?
“Ja, ik heb van jongs af aan geschreven. Op de basisschool schreef ik al verhaaltjes voor de schoolkrant. Ik heb dat altijd fantastisch gevonden; verhalen en nieuwe werelden verzinnen, iets nieuws en anders bovenop de werkelijkheid leggen.”

Ben je ook met dat idee naar de toneelschool gegaan?
“Ja, ik wilde toneelschrijver worden, maar toen ik eenmaal op de opleiding in Maastricht zat, kwam er ineens een soort zucht naar roem, naar de spotlights. Dus toen wilde ik een tijdje acteur worden. Maar daar werd ik niet gelukkig van; ik had zoveel last van plankenkoorts, ik stond te zweten vanaf de eerste repetitiedag tot het laatste applaus. Ik was ook gewoon niet goed genoeg. Dus het was al heel snel duidelijk dat mijn plek niet op het podium is maar daarachter. Ver, ver daarachter.”

Je staat erom bekend dat je nogal veel schrijft. De omvang van je oeuvre is nu al indrukwekkend. Wat maakt dat je zo productief bent?
“Dat komt omdat ik het oprecht heel erg leuk vind om te doen. En ik krijg gewoon heel veel toffe vragen van toffe mensen. Er zijn steeds nieuwe interessante samenwerkingen, ik wil het gewoon allemaal doen. Hoewel het me ook wel eens in de problemen brengt hoor, qua planning en stress.”

Je schrijft eigen werk maar maakt ook vertalingen en bewerkingen van bestaande stukken. Wat doe je het liefst?
“Alles, ik doe graag een heleboel verschillende dingen. Ik geloof dat verschillende disciplines elkaar versterken. Wanneer ik een vertaling maak, moet ik me verhouden tot een andere schrijver, ik ben dan op een hele intense, dienstbare manier met de taal van iemand anders bezig en daar leer ik weer veel van. Met bewerkingen zijn de verhaallijnen belangrijk; hoe maak je de verhaallijn van een boek tot een interessante verhaallijn voor een toneelvoorstelling van anderhalf uur? Ik ben telkens op een andere manier met mijn ambacht bezig. Dat maakt me rijker en het zorgt ervoor dat ik steeds beter word in mijn eigen stukken.”

Ik las een artikel in de Volkskrant uit 2016 met de titel ‘Jibbe Willems is de nieuwe Shakespeare’. Wat heb je met Shakespeare?|
“Dat was eigenlijk een soort grap, het had betrekking op een project over hoogmoed. Ik ben natuurlijk niet de nieuwe Shakespeare. Maar ik hou wel erg van zijn taal, van het poëtische, ik werk daar graag mee. Ik heb al een aantal stukken van Shakespeare vertaald en bewerkt. We zijn aan het uitzoeken of het mogelijk is om een hedendaags ‘Shakespeariaans’ drama te maken over moderne machthebbers. Volgens mij leent deze tijd zich daar uitermate voor, koningsdrama’s zijn overal, momenteel.”

Zijn er nog dingen die je graag wilt doen, die je nog niet hebt gedaan?
“O ja, genoeg! Ik wil bijvoorbeeld heel graag nog eens een grote musical schrijven, met een liveorkest en een groot ballet erbij, dat lijkt me fantastisch. En ik zou ook wel eens iets voor film willen schrijven. Of voor een televisieserie. Ik heb geen idee of ik dat kan, hoor, het is weer een heel andere manier van taal gebruiken, je moet dan als schrijver met beeld omgaan. Maar ik ben ook heel nieuwsgierig naar de plannen van regisseurs die nog moeten afstuderen. Iedereen brengt weer iets nieuws, wat inspirerend is.”

De Familie van Nielie is een familievoorstelling. Dat lijkt me niet het makkelijkste genre, omdat het voor zowel kinderen als hun ouders leuk moet zijn.
“Een familievoorstelling is wat dat betreft inderdaad wel een interessante uitdaging. Je wilt geen grappen maken die allemaal over de hoofden van de jongsten heengaan, maar je wilt ook niet dat volwassenen zich gaan vervelen of zelfs ergeren. Dus dat is altijd goed zoeken. In deze voorstelling zit een soort Trump-achtige figuur, die is zowel grappig voor kinderen als voor volwassenen. Een grap als: “Hee kijk, er zit een vrouw in de koffer. Daar heb ik ze altijd het liefst,” werkt bijvoorbeeld op verschillende niveaus goed.”