Column: Ik heb zin

Column: Ik heb zin

Blog

Door Sylvia Brouwer, Theatermarketeer van SPOT Groningen

Tot mijn enkels in het water, Siberië als huiskamer en geen beeld bij de finale van The Voice. Op een doodnormale vrijdagavond in februari stroomde mijn wasmachine over, weigerde mijn verwarmingsketel nog langer warmte te geven en klopte de naam van het programma weer volledig.

“Er heb natuurlijk weer een wijf aan gezeten!”, schoot het direct door mijn hoofd. Altijd als er iets kapot gaat, borrelt dat ene zinnetje naar boven. Het komt uit een heerlijke scène van Waardenberg en de Jong, waarbij een machine volledig naar de gallemiezen gaat. Uit de context van de voorstelling misschien niet voor iedereen even duidelijk en aangenaam. Voor liefhebbers een feest van herkenning. De scène was overigens vele malen leuker dan de realiteit.

Al zo lang ik me kan herinneren blijven er zinnen uit voorstellingen of televisieprogramma’s in mijn hoofd hangen. Zo denk ik bij iedere Henk die binnenkomt: “Toch niet dé Henk hoop ik?”. Ik ben nooit chagrijnig, maar “emotioneel flexibel.” En als mijn dochter en ik ergens geen genoeg van kunnen krijgen, zingen we uit volle borst: “Nog eentje dan, nog eentje dan en dan ga ik naar huis.” Met bijbehorend dansje. Uitroepen als “Jemig de pemig” en “Mozes kriebel” zijn in meerdere situaties inzetbaar.

Met elkaar praten in flarden van teksten schept een raar soort band. Een beetje nerderig ook wel. Roep “Wo ist der Bahnhoff?’’ bij de koffiemachine en er is altijd wel iemand in de buurt waarmee je de hele scène van Gé en Arie Temmes kunt naspelen. Ik kan daar enorm van genieten. Ik zou best hele dagen zo willen praten. Als ik naar mijn verwilderde tuin kijk, kan ik het niet helpen om te denken: “uw hele gazon heb waarschijnlijk de scheur.” Ik krijg spontaan zin om met de familie alle filmpjes van Jacobse en Van Es te bekijken. Mijn kinderen zien me aankomen. Zij herinneren zich later weer hele andere zinnen.

In deze coronatijden zou je dit natuurlijk ook met gemak in negatieve zin kunnen doorzetten: “Ik zie een lichtje in de verte. Er is geen lichtje in de verte. Ik zie een lichtje in de verte. Op een dag ben ik bevrijd. Er is geen lichtje in de verte. Het is de man die voor je rijdt.” Maar daar begin ik niet aan, het moet wel leuk blijven.

Mijn ketel is inmiddels gerepareerd, de wasmachine vervangen en ik kreeg de tv zelf weer aan de praat. “Er heb gewoon een wijf aan gezeten!”