ACTRICE ANNIEK PHEIFER OVER DE KERSENTUIN
De toneelcarrière van Anniek Pheifer begon dertig jaar geleden in Groningen. In de drie decennia die volgden speelde ze tientallen rollen in het theater, in televisieseries en in speelfilms. Van toneelklassiekers als Shakespeares Othello tot publieksfilms als Het Schnitzelparadijs en populaire series als Penoza. Nu is de tijd gekomen om het wat rustiger aan te gaan doen, vindt ze. De in Assen geboren Pheifer, onlangs nog bijna de slimste mens van Nederland, wil zich toeleggen op kortlopende film- en televisieprojecten. En heel misschien gaat ze wel geschiedenis studeren. Voordat het zover is schittert ze eerst nog in De Kersentuin.
Als kind deed ze het al, op haar meisjeskamer in het Drentse Veenhuizen waar haar vader onderwijzer was. Toneelstukjes spelen. Gewoon, in haar eentje. Later ontdekte ze hoe bijzonder het was dat ze ook andere mensen kon bewegen met het vertellen van verhalen. Op haar veertiende schreef ze zich in voor een toneelcursus in Norg. Ze was de enige. “Ik ben toen maar op een cursus pottenbakken en keramiek gegaan.” Tot haar moeder, zelf een enthousiast amateurtoneelspeelster, een krantenknipseltje liet zien waarin stond dat er in Groningen een vooropleiding theater bestond. “Daar heb ik me toen aangemeld.” De rest is geschiedenis. Pheifer ging naar de toneelschool in Amsterdam en trad niet lang daarna in vaste dienst bij het Nationale Toneel (nu: Nationale Theater) in Den Haag. Na tien jaar besloot ze daar te vertrekken en te gaan freelancen. In 2015 kreeg ze de Mary Dresselhuysprijs voor ‘haar bevlogen talent’. Volgens de jury kan Pheifer ‘met haar ragfijne inlevingsvermogen en haarscherpe techniek schakelen van doorvoeld realisme naar droogkomisch naturel of hilarische slapstick’.
Wat trok jou zo aan in het theater?
“Op de Vooropleiding Theater (dat tegenwoordig De Noorderlingen heet, LV) beleefde ik vooral heel veel plezier aan de improvisatielessen. Het kinderlijke eraan, dingen verzinnen en die zo goed mogelijk, waarheidsgetrouw overbrengen. Toen ik naar de Vooropleiding ging, had ik ook wel in mijn hoofd dat ik daar mijn beroep van wilde maken. Het heet natuurlijk ook niet voor niets ‘vooropleiding’. Op het moment dat ik ontdekte dat je met acteren ook gewoon je geld kon verdienen, wist ik zeker dat ik niets anders zou willen doen. Later, op de toneelschool, heb ik nog wel momenten van twijfel gekend. Zo van: moet ik niet ook wat anders proberen? Straks kan ik alleen maar toneelspelen.”
Heb je die twijfel later nooit meer gekend?
“Jawel. Tijdens de covidperiode speelde dat weer op. Alle theaters gingen dicht. Wat moet ik nu? Wat kan ik eigenlijk? Maar ik ben niet het type dat bij de pakken neer gaat zitten. Ik dacht: ik ga gewoon in de horeca werken. O nee, die is ook dicht! O jee, ik kan niks anders! Wat natuurlijk onzin is, want iedereen kan veel meer dan het beroep dat hij of zij uitoefent. Je moet alleen even een stap een andere kant opzetten. Zo was ik bijna postbode geworden. Ik was al heel ver in de procedure. Maar je moest die baan minimaal voor twee maanden doen en dat overlapte net met een ander project dat ondanks de lockdown toch door leek te gaan. Ik dacht: het zal me toch niet gebeuren dat ik een contract heb en dat ik daardoor die serie niet kan doen. Dus toen heb ik PostNL on hold gezet. Op zich leek het me heerlijk. Ik zag mezelf wel fietsen in die oranje jas. Tot horreur van mijn zoons, die moesten er niet aan denken. ‘Postbode! Mam! Dat mééén je niet!’”
Dat keramiekcursusje dat je op 14-jarige leeftijd in Norg volgde is niet helemaal voor niets geweest. In een van de uitzendingen van De Slimste Mens vertelde je dat je voor je kinderen de Koude Oorlog aan het knutselen was.
(lacht) “Ja, ik ben altijd een enorme knutselaar geweest. Dingetjes maken. Dat varieert van een plantenophangsysteem tot aan de Koude Oorlog knutselen. Voor de première van De Kersentuin heb ik voor iedereen een spreuk uit de voorstelling geborduurd. Ik hou wel van wel een beetje fröbelen.”
Over De Kersentuin gesproken. In het seizoen 2009/2010 speelde je ook in dit stuk van Tsjechov, toen in regie van theaterlegende Erik Vos. Hoe is het om dezelfde voorstelling te spelen met twee totaal verschillende regieopvattingen?
“Alleen maar heel erg leuk. Het is sowieso een van mijn lievelingsstukken. Zonder Erik Vos tekort te willen doen, deze versie van Jibbe Willems en Michel Sluysmans is pijnlijk actueel en geestig. Erik Vos’ versie was veel klassieker. Hij bleef veel dichter bij Tsjechov. Jibbe heeft De Kersentuin zo bewerkt dat het nu een hele toegankelijke voorstelling is geworden. Echt voor iedereen. Voor jonge mensen net zo goed als voor de geoefende theaterbezoeker die al eerder een ‘kersentuin’ heeft gezien. Hoe je Tsjechov ook doet, ik blijf altijd ontroerd door zijn zinnen, de situaties. Het geworstel van zijn personages. Deze versie is dan wel heel anders dan die van Erik Vos, maar wat hetzelfde is, is dat ik iedere avond die zinnen opnieuw hoor en denk: o hemel, wat is het raak en waar en poëtisch en grappig. Het is zo allesomvattend. Soms op metaniveau, soms op realistisch niveau, soms allebei tegelijkertijd. Het is echt hoge kunst.”
Je noemt deze versie ‘pijnlijk actueel’…
“Ja, maar daar hoef je eigenlijk weinig voor aan Tsjechov te veranderen. Het zit er allemaal al in. De kloof tussen arm en rijk, de klimaatcrisis. Die afschuwelijke Lopachin die doodleuk zegt: ‘Kom, we hakken die kersenbomen om, dan hebben we ook geen last meer van wespen.’ In Tsjechovs tijd ging natuurbehoud natuurlijk niet zozeer over het behoud van biodiversiteit maar meer om de esthetische waarde, maar toch.”
Vorig jaar maakte je samen met Jacqueline Blom een uitstapje naar het cabaret. Jullie voorstelling En en werd in De Theaterkrant ‘een duizelingwekkende collage van menselijk onvermogen’ genoemd. Na zo’n jubelende recensie ga je natuurlijk niet stoppen. Komt er nog een volgende Pheifer & Blom?
“Dat zit wel in de planning. Als genoeg theaters ons willen hebben dan is er volgend jaar rond deze tijd een nieuwe voorstelling.”
Een van de redenen dat jullie die voorstelling maakten was om zelf de touwtjes in handen te hebben. Ik vreesde al dat jullie voorgoed voor het toneel verloren gegaan waren maar zie: toch weer een Tsjechov.
“Maar deze afspraak stond al heel lang. Hoe het hierna verder zal gaan, weet ik even niet. Ik speel deze voorstelling met alle liefde, maar het reizen door het land begint me echt ontzettend tegen te staan. Dat trekt een enorme wissel op al mijn andere bezigheden. Naast een theatertournee is het onmogelijk om losse projecten te doen. Ik zou graag wat meer kortlopende film- of televisieprojecten doen maar dat kan niet. Daarnaast zit ik er heel stiekem aan te denken of ik niet alsnog geschiedenis wil gaan studeren. Ik speel mijn hele leven al toneel. En je hebt maar één leven dus misschien is er nog wel meer spannends voor mij.”
